Bahnhof Simpelveld

Geschiedenis Stationsgebouw

Gezocht: Oude foto’s van Station Simpelveld

Heeft u op zolder toevallig nog oude foto’s van Station Simpelveld of de omgeving van het stationsemplacement liggen? Wij breiden graag ons fotoarchief uit!
Wij zouden het op prijs stellen als u dan contact met ons opneemt.

1853 – Bouw eerste stationsgebouw

De kortste weg van de haven van Antwerpen in België naar Aken en Keulen in Duitsland loopt dwars door het Nederlandse Zuid-Limburg. Om deze steden met elkaar te verbinden en internationaal te ontsluiten werd in 1853 de grensoverschrijdende spoorlijn van Maastricht via Valkenburg aan de Geul naar Aken geopend. In Simpelveld werd het grensstation, huisvesting van de Koninklijke Marechaussee, gevestigd.

Burgemeester Werner Brand van Simpelveld was de motor achter de bouw van het eerste Nederlandse grensstation. Aanvankelijk was dit station in Bocholtz gepland, maar de burgemeester van Bocholtz en de gemeenteraad waren tegen: de halte lag te ver van de dorpskern af.

Voormalig Station Simpelveld (circa 1900)
Stationsemplacement in Simpelveld (1907)

Het oorspronkelijke stationsgebouw had een lengte van ongeveer 35 meter en werd in de loop van jaren meerdere keren verbouwd en uitgebreid.

1908 – Bouw nieuw stationsgebouw

Toen begin 19e eeuw het oude stationsgebouw te klein werd door toenemend trein- en goederenvervoer, werden plannen gemaakt voor de bouw van een groot (100 meter lang) nieuw stationsgebouw met twee bovenwoningen en een overkapt perron. Met de bouw (1908-1910) was destijds een bedrag gemoeid van circa ƒ 82.500,00. Simpelveld kreeg hiermee één van de grootste stationsgebouwen in Limburg.

station-simpeveld
Emplacement in 1965
Station in 1970 (straatzijde)

1975 – Huidige stationsgebouw

Jammer genoeg is men in 1975 overgegaan tot gedeeltelijke afbraak. Van het 100 meter lange gebouw bleef slechts 38 meter over: het huidige stationsgebouw. De grote goederenloods, maar vooral de prachtige wachtkamers vielen ten prooi aan de slopershamer. Op de begane grond bleven alleen het plaatskaartenbureau en enkele lokalen voor de Nederlandse en Duitse douane over. Het plaatskaartenbureau is er nog steeds. De douanelokalen (visitatiezaal) zijn verbouwd tot restauratie en keuken.

1995 – De komst van de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij

De aankondiging van sluiting van de spoorlijnen tussen Simpelveld en Kerkrade (1988) en tussen Maastricht en Aken (1992) inspireerde een groep enthousiastelingen tot het oprichten van een stichting ten behoeve van het behoud van het culturele spoorerfgoed. Hun droom was om ooit een toeristische dienstregeling over deze spoorlijnen uit te voeren met stoom- en historische dieseltreinen. Na enkele jaren van fondsenwerving werd in 1992 het eerste materieel aangekocht en gerestaureerd. Uiteindelijk reed in april 1995 de eerste stoomtrein door het Heuvelland.

Sindsdien is station Simpelveld de thuisbasis van de ruim 250 Miljoenenlijn-vrijwilligers die zich met ziel en zaligheid inzetten voor het behoud van het erfgoed.

2016 – Restauratie van het Rijksmonument Station Simpelveld

De laatste jaren bleek dat het stationsgebouw, inmiddels benoemd tot rijksmonument, toe was aan een grondige restauratie. Onderzoek wees uit dat vooral het dak, het complete houtwerk en de ramen onderhoud nodig hadden. Gelijktijdig had de Miljoenenlijn de wens geuit om de energiehuishouding flink te verbeteren. Na enkele maanden van planvorming door experts op het gebied van monumentale panden werd in de tweede helft van 2016 het houtwerk rondom gerestaureerd en opnieuw geschilderd, het pand voorzien van isolerend renovatieglas, de gevels gereinigd, het volledige dak van buitenaf geïsoleerd en voorzien van nieuwe dakpannen en zinkwerk. De restauratie werd gefinancierd door de Provincie Limburg.

Bronnen:

  • Archieven Miljoenenlijn/Stichting ZLSM
  • Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis
  • Wersch, van H. (1988). Het belang van het spoor voor Simpelveld. De Bongard 4, p. 20 – 22.
  • Dreuw, M. (2002). Het grensstation Simpelveld. De Bongard, jaargang 14, nummer 2, p. 30 – 36.
  • Het Utrechts Archief