Ketelwagen Staatsmijnen ‘Creosootolie’
- Bouwjaar
- 1920
- Fabrikant
- Talbot Aachen
- Type
- Z
- Gewicht
- 18 ton (beladen)
- Lengte
- 8,70 m
- Max. snelheid
- 80 km/u
- Oorspronkelijke eigenaar
- Staatsmijnen, DSM
- Rijvaardig
- Ja
Creosootolievervoer bij de Staatsmijnen
Eind 1974 sloot in Zuid-Limburg de allerlaatste steenkolenmijn, dat is alweer een halve eeuw geleden. De Miljoenenlijn komt mede voort uit de grootschalige steenkoolindustrie in de regio die nu Parkstad heet. Onze collectie is dan ook doordrenkt met mijnverleden en dat geldt zeker voor deze ketelwagen van de Staatsmijnen.
De ketelwagen 10213-03 werd in opdracht van ‘Staatsmijnen in Limburg’ in 1920 gebouwd bij Talbot in Aken. Als functie kreeg deze het vervoer van creosootolie, iets wat niet te missen is bij de aanblik van de wagen. De overheidsfirma ‘Staatsmijnen in Limburg’ had vier mijnbedrijven in Zuid-Limburg: de Wilhelmina in Landgraaf, de Emma in Hoensbroek, de Hendrik in Brunssum en de Maurits in Geleen.
Om deze mijnbedrijven (behalve de Wilhelmina) met elkaar te verbinden, werd een eigen spoorwegbedrijf opgericht om goederen en personen te kunnen vervoeren. Het Spoorweg- En Expeditiebedrijf (S.E.B.) bevond zich aan de Kouvenderstraat in Hoensbroek bij de iconische Emma-schacht. Vanuit hier werd de logistiek per spoor geregeld. Onderdeel van dit bedrijf was niet alleen een eigen spoornet maar ook materieel, waar deze ketelwagen voor het vervoer van creosootolie onderdeel van was.
Creosootolie
Creosootolie, ook bekend als carbolineum of teerolie, is een product dat werd gemaakt in de chemische industrie van de Staatsmijnen. Die industrie ontstond door het (steeds verder) verwerken van reststromen die vrijkwamen bij de bewerking van steenkool. Een voorbeeld was steenkoolteer. Als dit werd gedestilleerd, ontstond de dunne, roodbruine creosootolie. Dit werd gebruikt om hout te impregneren en daarmee te beschermen tegen schimmels en rot. Het hout kreeg hier een donkere, na verloop van tijd, bijna zwarte kleur van. Jarenlang is creosoot ook gebruikt om spoorbielzen te impregneren (ook wel creosoteren genoemd), waarmee het dus een belangrijke rol gespeeld in de spoorwegen. Tegenwoordig wordt gebruik van creosootolie om gezondheidsredenen afgeraden.
Deze ketelwagen uit onze collectie vertelt een verhaal dat gelinkt is naar de herkomst van de Miljoenenlijn en laat zien dat de mijnbouw in Zuid-Limburg veel meer was dan steenkoolwinning. Deze wagen reed over een eigen spoornet, later ook over het landelijk net, en het ontwerp ervan is in de loop der jaren nauwelijks veranderd. Nog steeds worden dit soort ketelwagens gebruikt om vloeibare stoffen als olie over het spoor te vervoeren.
Foto’s: Jasper Kroese, Archief DSM, Archief Stedelijk Museum Amsterdam